Voormalige synagoge en rabbinaatshuis in de Bosstraat in Winschoten
Het onderzoek naar de rol van gemeenten bij de onteigening van Joods onroerend goed en het mogelijk naheffen van (gemeentelijke) belastingen tijdens en vlak na de Tweede Wereldoorlog, is van start gegaan. In mei besloten de colleges van de gemeenten Oldambt, Veendam en Westerkwartier om dit onderzoek uit te voeren. Gemeente Het Hogeland sloot later aan.
Aanleiding
De directe aanleiding van dit onderzoek is de publicatie van de zogenaamde ‘Verkaufsbücher’ door het Nationaal Archief. Hieruit blijkt dat er ook in Groningse gemeenten tussen 1940 en 1945 Joods bezit onteigend is. Naar aanleiding hiervan hebben de vier gemeenten besloten om helderheid te willen geven over hun eigen handelen. De onderzoekers focussen zich op hoe de gemeenten omgingen met (terugkerende) Joden in het algemeen en met Joods onroerend goed in het bijzonder.
Niet de eerste gemeenten die onderzoek doen
Het Hogeland, Oldambt, Veendam en Westerkwartier zijn niet de eerste gemeenten die onderzoek doen naar dit onderwerp. In de afgelopen jaren hebben vele gemeenten door heel Nederland onderzoek gedaan. Het bijzondere aan dit project is dat het zich richt op de wat meer landelijk gelegen gemeenten. Dit in tegenstelling tot vrijwel alle andere vergelijkbare projecten in Nederland.
Het onderzoeksteam
Het onderzoeksteam bestaat voornamelijk uit mensen die zijn gespecialiseerd in onderzoek naar de geschiedenis van het Groningse platteland. De hoofdonderzoeker is Richard Paping, Universitair Hoofddocent aan de Rijksuniversiteit Groningen. Verder bestaat de onderzoeksgroep uit historisch onderzoekers Jeroen Benders, Daniël Broersma en Owen Duijvendak. Naar verwachting is het onderzoek in juni 2022 afgerond.