GASTEN - Onze fotograaf Jans Meijer krijgt vogels met verschillende pluimage voor de lens. Dinsdag nog was het neerstrijken van een zeer zeldzame Baltische mantelmeeuw voor hem een hele verassing. Jans had deze zogenoemde dwaalgast met brood kunnen lokken tot op ongeveer twee meter afstand, recht voor de camera.
Woensdagmorgen in alle vroegte was Jans weer gaan kijken aan de waterkant in Langebosch, en was het wederom voor hem even raar opkijken. Hij wilde met de telelens juist een witte nijlgans op de foto zetten die op 800 meter bivakkeerde. Door de witte kleurmutatie is deze niet vaak te zien.
Het is alsof het rond gezongen wordt. Ook op dat moment streek vlak voor hem een aalscholver neer. Jans bleef rustig zitten, en het was voor hem een schitterende ervaring om de sierlijke vogel op de plaat te krijgen. Normaal zijn ze heel schuw en komen ze niet zo gauw bij mensen in de buurt. Maar Jans kreeg de gelegenheid om hem op de foto te zetten.
De aalscholver wordt door sport- en beroepsvissers ook wel eens "waterraaf" genoemd. Hij is dan ook niet zo populair. Op het menu staat voornamelijk vis van deze grote vogel. Zoals brasem, pos, voorn, baars, snoekbaars en paling. Maar commercieel gezien zijn aalscholvers nauwelijks concurrerend met de binnenvisserij.
De Baltische mantelmeeuw is iets kleiner dan de kleine mantelmeeuw. Deze soort hebben hun broedplaatsen in Noorwegen en Wit-Rusland. Normaal overwinteren ze in het Midden-Oosten en in Oost Afrika.
Het menu van de Baltische mantelmeeuw is met vis, krabbetjes en kreeftjes heel veelzijdig. En daarnaast lusten ze ook wel plantaardig materiaal. Als ze al zover zijn afgedwaald is het meestal langs de waddenkust en rond de Waddeneilanden.
De aalscholver daarentegen was van oudsher een veel voorkomende soort, maar is sterk gedecimeerd. Op aandringen van boseigenaren en beroepsvissers werd de aalscholver veel bejaagd, en werd de soort relatief zeldzaam. Tegenwoordig is de aalscholver een beschermde soort, en zijn hun aantallen met zo'n 23000 paartjes stabiel geworden (gegevens rond 2007).
De nijlgans kwam van origine niet in de Nederlandse fauna voor. Door kweek, en vermenging in de natuur, ontstonden er kleurmutaties. De wilde populaties van de nijlgans zijn afkomstig uit tamme dieren die vroeger als siervogel werden gehouden. Het oorspronkelijke leefgebied ligt in de Nijldelta en andere plaatsen in Afrika. Omstreeks 1967 ontsnapten zes nijlganzen uit een park in Rijswijk, en ook in deze periode een paar uit de Wassenaarse Dierentuin. De nakomelingen zijn op verschillende waterrijke plaatsen te spotten, waaronder ook het Lauwersmeer.
Eigenlijk is de nijlgans een eendensoort, en was de benaming door gelijkenis op de gans niet goed gegeven. 'Nijleend' was dan correct geweest (hierbij).