Het echtpaar Kas en Gea Kaspers hebben als naoorlogse generatie niet zelf de Tweede Wereldoorlog meegemaakt. Maar oorlogstrauma’s van de ouders kan onbedoeld worden overgedragen aan de naoorlogse generatie. Kaspers: “Zelf heb je het net niet meegemaakt.Tegelijk wilden ze de kinderen er niet mee belasten. Maar je hebt wel de naweeën van wat er is gebeurd. De naweeën waar je mee opgegroeid bent.”
Kas Kaspers is in 1947 geboren en komt van origine uit Glanerbrug in Twente. Echtgenote Gea uit Ommelanderwijk heeft hij via een advertentie in een landelijk kerkblad leren kennen. Kaspers woonde toen in Overijssel. Sinds 36 jaar woont hij in de provincie Groningen. Op hun woonadres in Zuidwending gaan ze dit jaar het zesde jaar in.
Kaspers kwam uit een groot gezin. Geld voor een opleiding was er niet. “Er moest gewerkt worden, en de handen meenemen.” In een slagersbedrijf in Twello had hij 35 jaar emplooi als toezichthouder. Hij had zichzelf opgewerkt en een diploma gehaald voor vakmensen in de foodsector. Gea Kaspers-Slor werkte in de zorg bij de Molenhof in Oude Pekela.
Hun wederzijdse vaders hebben beiden een oorlogstrauma opgelopen. Die door heeft gewerkt op de ‘tweedegeneratie’.
Gea haar vader Frederik stond als militair op wacht bij de grens toen de Duitsers binnenvielen. Hij werd meteen krijgsgevangene gemaakt. Drie dagen en nachten zat hij in een goederenwagon.
De omstandigheden in het kamp waren erbarmelijk. Hij was ziek en kreeg een injectie toegediend. Een Poolse krijgsgevangene heeft zijn leven gered. De Pool gaf hem rijstwater en zo was hij er door gekomen. Ongeveer een jaar heeft hij vastgezeten. Gea: “Per trein was hij weer in Veendam aangekomen. Zijn vader en zijn broers kenden hem er haast niet meer van, zo vermagerd als hij was. Hij heeft er nooit veel over kunnen vertellen. Oost-Europese Joden zien wegvoeren naar hun verschrikkelijke einde. Vier en vijf mei was voor hem altijd te zwaar.”
Kas Kaspers zijn vader Harm was als krijgsgevangene naar Neurenberg gebracht. Voor de inval van de Duitsers werkte hij op de voormalige Vliegbasis Twente bij de catering voor het grondpersoneel. Zoals de brandweer en de MP. Doordat hij in de mobilisatietijd als verkenner met de Amerikanen had samengewerkt werd hij vastgezet. Een week voor de inval hadden de Amerikanen luchtfoto’s gemaakt, vanwege de waarschuwing dat er al een dreiging was. Uit voorzorg werd dat in kaart gebracht. Ze hadden iemand nodig die goed op de hoogte was van het vijandelijk gebied.
De fotorolletjes werden verborgen in de koker van de stuurknuppel. Als het toestel neer zou worden gehaald bleven de rolletjes uit de handen van de Duitsers. Met een schroefsysteem kon deze open worden gedraaid. De Duitsers hebben het waarschijnlijk niet geweten.
Kaspers: “Door de Duitsers werden de Amerikanen als bemoeial gezien. De Amerikanen spraken geen woord Duits, ze liepen door en werden gefusilleerd. Na de oorlog heeft mijn vader de plek gewezen.”
In Neurenberg zat zijn vader in een soort politiebureau. Zijn paspoort was ingenomen, maar hij kon zich wel vrij bewegen. Vanwege de informatie die hij wist moest hij beschikbaar blijven. Na twee maanden is hij ’n nachts gevlucht. Onderdak had hij niet. Zijn schuilplaats was een ronde afvoerbuis bij een weiland.
“Mijn vader kon goed Duits. Van een boer heeft hij ondersteuning gehad. Dat was mijn vader zijn geluk. Op een strowagen met paard ervoor lag hij onder het stro. Daar werd niet zo gauw op gereageerd. Bij Overdinkel moest hij over een beek (Puntbecke) om weer in Nederland te komen. Het heeft een week geduurd voordat mijn vader weer in Nederland terug was.”
“Hij wilde naar zijn ouders in Enschede. Maar ze hadden drie Duitse wagens voor de deur staan. Vroeg of laat moest hij zich toch laten zien. Mijn vader kon dus niet meer terug. Vader kon onderduiken bij het gezin Kamphuis waar hij mijn moeder Annie heeft leren kennen. Mijn opa Kamphuis woonde in Glanerbrug vlakbij de grens.”
Mijn vader heb ik maar acht jaar gekend. Mijn moeder heeft toen in die tijd vlak nadat mijn vader was overleden schadevergoeding gekregen. Maar ze heeft er verder nooit meer over gesproken.
Kas heeft veel gesprekken over de oorlog gevoerd met Kraai, een oude man die tuintjes onderhield en schoonmaakwerk deed bij hulpbehoevende mensen. Ook bij Kas toen hij zelf een tijdje ziek is geweest. Hun beide vaders hadden de oorlog meegemaakt. Van Kraai heeft hij verschillende oude kranten gekregen die zijn vrouw had bewaard.
“Onze ouders hebben de oorlog meegemaakt. En wij zijn de generatie die daarna geboren is. Je bent weder slachtoffer als je vader de oorlog had meegemaakt, dan was je dat automatisch ook. Het was net als een sterke magneet, je hebt het gevoel en je hebt een stuk verbondenheid. De generaties daarna die het niet zoveel mee heeft gekregen staan er heel ver vanaf. Dat was uiteindelijk de reden om het als een stukje geschiedenis voor de media op te laten tekenen. Maar je beeldvorming en het gevoel wat erbij komt kun je niet overbrengen. Dat is onbereikbaar.”
Terugkerende Nederlandse krijgsgevangenen per trein. In 1942 werden de beroeps- en onderofficieren opnieuw in krijgsgevangenschap genomen als represaille. Eigenlijke reden was het tekort aan arbeidskrachten in de fabrieken in Duitsland vanwege de grote verliezen aan het oostfront.